Jarenlang is de exacte oorzaak van polycysteus ovariumsyndroom (PCOS) ongrijpbaar gebleven, wat de ontwikkeling van effectieve, langdurige behandelingen belemmert. Nu biedt een grootschalige genetische analyse ongekende inzichten in de aandoening, waardoor onderzoekers een beter inzicht krijgen in de onderliggende mechanismen en mogelijk de weg vrijmaakt voor gepersonaliseerde therapieën.
Wat is PCOS en waarom is het begrijpen van de genetica ervan cruciaal?
PCOS is een veel voorkomende hormonale aandoening die naar schatting 1 op de 5 vrouwen treft en wordt gekenmerkt door verstoringen van de ovariële functie. Het manifesteert zich doorgaans door ten minste twee van deze hoofdkenmerken: onregelmatige of afwezige menstruatiecycli, verhoogde niveaus van mannelijke geslachtshormonen (zoals testosteron) en de aanwezigheid van onrijpe eicysten in de eierstokken. Dit leidt vaak tot vruchtbaarheidsproblemen voor de getroffenen. Hoewel factoren zoals veranderingen in het darmmicrobioom en hormonale onevenwichtigheden vóór de geboorte in verband zijn gebracht met PCOS, komt de aandoening vaak voor in de familie, wat duidt op een sterke genetische component. Eerder onderzoek had ongeveer 25 genetische varianten geïdentificeerd, die slechts 10% van het individuele risico voor hun rekening namen, waardoor er een aanzienlijke leemte in ons begrip achterbleef.
Een historische genetische analyse: talloze nieuwe varianten blootleggen
Om deze kenniskloof aan te pakken, hebben onderzoekers van de Shandong Universiteit in China, onder leiding van Shigang Zhao, de grootste genetische analyse van PCOS tot nu toe uitgevoerd. Ze analyseerden de genomen van ruim 440.000 vrouwen – van wie er 25.000 de diagnose PCOS hadden gekregen, en de rest diende als controlegroep – uit zowel de Chinese als de Europese bevolking.
De analyse bracht 94 genetische varianten aan het licht die verband houden met het PCOS-risico, waarbij een opmerkelijke 73 van deze varianten nieuw werden geïdentificeerd. Deze bevindingen breiden het bekende genetische landschap van PCOS aanzienlijk uit en bieden een completer beeld van de genetische basis ervan.
Belangrijke genetische bevindingen en hun potentiële implicaties
Verschillende nieuw geïdentificeerde varianten zijn van bijzonder belang:
- Mitochondriale functie: Eén significante variant komt voor in het gen dat codeert voor het mitochondriale ribosomale eiwit S22. Dit eiwit is cruciaal voor het goed functioneren van de mitochondriën, de krachtcentrales van cellen. Het verband tussen disfunctionele mitochondriën en PCOS is eerder gesuggereerd, maar deze studie levert het eerste genetische bewijs van dit verband.
- Geslachtshormoonregulatie: Een andere variant beïnvloedt het geslachtshormoonbindende globuline, een eiwit dat de activiteit van geslachtshormonen reguleert. Lage niveaus van dit eiwit worden vaak waargenomen bij personen met PCOS, wat wijst op een mogelijk verband tussen genetica en hormonale onevenwichtigheden.
- Granulosacelfunctie: Veel van de nieuw ontdekte varianten beïnvloeden de functie van granulosacellen in de eierstok. Deze cellen zijn verantwoordelijk voor de productie van oestrogeen en progesteron en faciliteren de ontwikkeling van eicellen tijdens de menstruatiecyclus. Deze bevinding versterkt het idee dat genetische factoren een rol spelen bij het veranderen van de geslachtshormoonspiegels, een kernkenmerk van PCOS.
Over het geheel genomen verklaren de geïdentificeerde varianten ongeveer 27% van de variatie in het PCOS-risico onder Europese deelnemers en 34% onder de Chinese bevolking, wat een aanzienlijke vooruitgang betekent in ons begrip van de genetische basis van de aandoening.
Toekomstige richtingen: gerichte behandelingen aan de horizon
Elisabet Stener-Victorin van het Karolinska Instituut in Zweden benadrukt het belang van deze studie en merkt op dat het ons begrip van de genetische component van PCOS aanzienlijk uitbreidt. Ze benadrukt ook het belang van het opnemen van diverse voorouders in toekomstige genetische studies om een brede toepasbaarheid van de bevindingen te garanderen.
Naast het identificeren van risicovarianten analyseerde het onderzoeksteam ook hoe deze varianten specifieke biologische routes zouden kunnen beïnvloeden. Deze analyse leidde tot de identificatie van verschillende bestaande medicijnen, evenals een minder bekende stof genaamd betaïne – vaak gebruikt om de genetische aandoening homocystinurie te behandelen – die mogelijk therapeutische voordelen zou kunnen bieden voor mensen met PCOS. Onderzoek met muizen met geïnduceerde PCOS-achtige symptomen zou deze behandelingsopties verder kunnen onderzoeken.
Zoals Stener-Victorin opmerkt, zijn de huidige behandelingen voor PCOS vooral gericht op het beheersen van de symptomen, zoals het voorschrijven van de anticonceptiepil om de menstruatie te reguleren of het gebruik van medicijnen zoals clomifeen om het vrijkomen van eieren te stimuleren. Een meer gerichte aanpak – gebaseerd op het identificeren van specifieke genetische profielen en het beïnvloeden van de onderliggende biologische routes – zou echter een revolutie teweeg kunnen brengen in de PCOS-behandeling, wat uiteindelijk zou kunnen leiden tot effectievere en gepersonaliseerde therapieën voor vrouwen die getroffen zijn door deze complexe aandoening.




























